SCHRIJVEN, SCHRAPPEN,
telefoneren, mailen, faxen, lezen & mijmeren. Veel mijmeren.
Luisterend mijmeren. Luisterend naar Cecilia Bartoli, die
Scarlatti zingt of Andras Schiff, die Bach speelt, maar ook Tamás
Vásáry, die Rachmaninov pianoot of ons eigen
Concertgebouworkest met Stravinsky of Gidon Kremer die Paganini
vioolt. Alles eigenlijk. Ook Jaap Fischer of Stones of Beatles
of Leonard Cohen. Ik ben nogal omnivoor. Of muziek afleidt? Ja.
Daarom zet ik het vaak weer uit en dan toch maar weer aan.
Achter mij teletekst op televisie! Nieuws! Bijblijven. Niet
verslappen. Wat ik het meeste op mijn kantoor doe? Uitstellen!
Uitstellen tot de deadline. Tot ze bellen! 'Je zou een liedje
schrijven!' of 'Waar blijft je tekst nou?' Ondertussen lees ik,
zittend in de luie stoel van mijn vader, of zoek ik een loopje.
Parooltje kopen! Weekbladen halen! Zomaar even wandelen naar
niks of niemand. Ommetje dus. Onderhand danst er tekst door mijn
hoofd of dient een idee zich aan. Er staan drie lege
koffiebekers. Als ik er twaalf heb, neem ik ze mee naar beneden.
Veel kijk ik naar de foto van Piet Keizer. Een echte oude foto.
Van mijn vriend Thomas Rap gekregen. Vlak voor zijn dood. Opeens
liep hij naar zijn werkkamer, haalde de foto voorzichtig van de
muur en gaf hem. 'Hier! Voor jou,' zei hij kort en vriendelijk.
We waren allebei gek van 'Pietje', zoals wij hem nog altijd
noemden. Piet Keizer was onze jeugdheld. Toen hij mij de foto
gaf, wist ik dat hij gauw doodging. Ik wist het, maar ik durfde
het niet hardop te zeggen. Hier schrijf ik. Het is het lab en de
plek waar ik meestal zielsgelukkig ben.
|